Ik heb altijd angst voor brand gehouden

Het verhaal van Riek Bonnes - 84 jaar

"Het is een wonder dat we het overleefd hebben."

Ik ben een schipperskind. Tien dagen na mijn geboorte in het Academisch Ziekenhuis in Utrecht waren mijn moeder en ik alweer aan boord. Er waren al twee broers boven mij, na mij kwamen er nog twee bij en twee weken na de bevrijding, op 20 mei 1945, is mijn zusje geboren. We sliepen met z’n allen in het vooronder, in een soort bedsteetjes. Ik vond het een fijn leven.

Toen de oorlog uitbrak, lagen we in De Lemmer. Eigenlijk had ik toen de leeftijd om naar het schippersinternaat te gaan, maar dat werd gesloten, en zo kwamen ook mijn oudere broers weer aan boord. Gevolg was dat ik vanwege de oorlog eigenlijk heel weinig onderwijs heb genoten. Dat heb ik later nog vaak betreurd, want ik had graag in de zorg willen werken.

Ik weet nog heel goed dat we in 1942 onder gewapend Duits konvooi over het IJsselmeer naar Amsterdam voeren. Wij kinderen zaten uit voorzorg in het ruim. Mijn vader had van de bezetter de opdracht gekregen om meubels van gedeporteerde Joden naar Duitsland te vervoeren. Hij had het daar moeilijk mee, dat weet ik nog wel, maar als hij het niet deed, waren we ons schip en daarmee onze broodwinning kwijt geweest.

In juli 1943 lagen we in Hamburg, toen de stad zwaar gebombardeerd werd door de geallieerden. Het was verschrikkelijk, we hebben drie dagen en nachten in een schuilkelder doorgebracht. De hele stad rondom ons was één vuurzee en ons schip is volledig uitgebrand. Het was heel angstig, en mijn moeder raakte nog lelijk gewond toen onder het bommengeweld één van de deuren van de schuilkelders kapot sloeg en zij een stuk tegen haar been kreeg! Het is een wonder dat we het overleefd hebben. Mijn leven lang heb ik een grote angst voor brand gehouden. En als ik op de televisie iets van geweld zie, gaat ie meteen uit!

Na het bombardement zijn we op een sleepbootje over de Elbe naar een dorpje ergens boven Hamburg gebracht. We kwamen bij een boerenfamilie terecht, waar we drie dagen in de schuur hebben geslapen. Die mensen zijn ontzettend goed voor ons geweest! Daarna zijn we per trein van Hamburg naar Gorinchem gereisd. Een eindeloze tocht omdat de trein onderweg regelmatig lang stilstond. Mijn vader was in Gorkum geboren. Zijn ouders woonden er nog, dus daar was een netwerk om op terug te vallen, nu we ons schip kwijt waren.

We belandden uiteindelijk in een leegstaand huisje in Schelluinen, waarvan de mannelijke bewoner was ondergedoken en zijn vrouw en kindje bij familie ingetrokken waren. Maar we hadden niets dan de kleren die we aan ons lijf hadden. En er was ook niets te krijgen! Mijn moeder heeft alles bij elkaar moeten scharrelen, huisraad, kleding, alles. Zelf moest ik al snel gaan werken om wat extra brood op de plank te brengen. Bij een boer in de buurt: melkbussen schrobben en de stallen aanvegen. Ik was 14! Nee, een jeugd heb ik nooit gehad. Mijn moeder werd al snel ziekelijk en zoals dat gaat … ik als enige meisje in een mannenhuishouden draaide al snel voor de complete huishouding op! En er was niks, je had niks, je moest van niks rond zien te komen. En het is nog gelukt ook! Maar het was een ellendige, armoedige tijd.

Meer verhalen vind je in de zes Keuze Vrijheid Buitenexposities in Bemmel, Elst, Ommeren, Opheusden, Tiel en Wamel. Kijk bij ‘Keuzevrijheid verhalen’ in het menu.