Wat oorlog was, wisten we niet
Het verhaal van Bram Groen - 92 jaar

In de vooroorlogs jaren hebben we in ons gezin armoede gekend. Ik was bijna zeventien toen de oorlog begon. Toen had ik er negen jaar lagere school opzitten. Officieel duurde die acht jaar, maar mijn vader had weten te bewerkstelligen dat ik nog een extra jaar mocht doen. Er was toch geen werk voor me en dan liep ik tenminste niet langs de straat te slingeren! Een fiets om in Gorkum een middelbare schoolopleiding te volgen, kon er niet af bij ons. Die armoede is ook de reden geweest dat in de vooroorlogse jaren in ons dorp nogal wat mensen lid van de N.S.B. werden. Ik kon dat voor de oorlog wel begrijpen, maar ik vind dat ze in de oorlog wijzer hadden moeten zijn!
De mobilisatie van de Nederlandse militairen in september 1939 was voor jongens van mijn leeftijd, ik was toen zestien, vooral interessant en spannend. Wat oorlog was, wisten we niet. Toen op 10 mei 1940 ’s morgens vroeg al die vliegtuigen overkwamen, klommen we op de Waaldijk om toch vooral niets te missen van dat boeiende schouwspel! Wij kregen in het dorp overigens niet te maken met fanatieke SS’ers. De Duitse soldaten die bij de molen jarenlang een wachtpost hebben bemand, raakten gaandeweg ingeburgerd en waren goed met de bevolking. Niet dat er nooit een incident plaatsvond… Ik weet nog dat ik op een avond met twee vrienden na spertijd nog op straat was en daarbij twee Duitsers tegen het lijf liep. De volgende dag werden we door de Duitsers aan een stevige zaagklus gezet!
Naarmate de oorlog duurde, werd de sfeer meer gespannen. Ik kreeg in 1943 in Tiel te horen dat ik was uitverkoren om in Duitsland te gaan werken. Ik had toen al enkele jaren vast werk bij een fruitbedrijf. Maar dat stagneerde nu: ik dook onder. Mensen van het verzet bezorgden me een onderduikadres bij een boer in Hoornaar. De reis daarheen begon trouwens heel spannend, want onze overbuurman was een felle N.S.B.’er. Toen ik op mijn fiets stapte, een houten kistje met wat persoonlijke zaken achterop, was hij net bezig om beneden aan de dijk zijn heg te knippen. Om geen argwaan te wekken kon ik toen niet omstandig afscheid van mijn vader en moeder nemen. Ik ben naar Arkel gefietst, waar twee mannen van de ondergrondse mij opwachtten. Afgesproken was dat ik als herkenningsteken een witte zakdoek om mijn hand gewikkeld had en één van hen zou een witte zakdoek om zijn fietsstuur hebben. Ze hebben mij meegenomen naar de oever van het Merwedekanaal, waar we gewacht hebben tot de schemering. Vervolgens brachten ze me naar mijn onderduikadres, een grote boerderij in Hoornaar, waar ik overdag op de boerderij hielp en ’s nachts bij één van de knechts thuis sliep. Ik ben daar ongeveer drie maanden gebleven en had het er goed. Maar toen er bij de buren een razzia was gehouden, leek het me niet veilig om er langer te blijven en ben ik vervolgens ondergedoken bij een tante aan de Diefdijk bij Leerdam.
In september 1944 ben ik terug naar huis gegaan. Het was veilig in het dorp, de Duitse militairen die nog in Herwijnen zaten, leken geen ander doel te hebben dan daar onopvallend het einde van de oorlog te halen. Het kwam mijn baas ter ore dat ik weer thuis was en omdat er nog heel veel fruit geplukt moest worden, kon hij me goed gebruiken. Ik heb het erop gewaagd en heb nooit enige last ondervonden van de Duitsers.
Al met al ben ik de oorlogsjaren goed doorgekomen. Soms, hoe gek het mag klinken, ben ik wel eens blij dat ik dit allemaal heb meegemaakt. Door die ervaringen ben ik beter in staat om het actuele nieuws te verwerken. Ik volg het nauwgezet, maar ik raak er niet door van slag. Ik weet wat oorlog is, ik weet ook dat het weer voorbij gaat.
De jonge mensen van nu wil ik aanmoedigen om hun kansen te benutten: leer, studeer, zodat je iets in de wereld kunt betekenen. En slinger vooral niet doelloos langs de straat!
Meer verhalen vind je in de zes Keuze Vrijheid Buitenexposities in Bemmel, Elst, Ommeren, Opheusden, Tiel en Wamel. Kijk bij ‘Keuzevrijheid verhalen’ in het menu.