Voor die V1’s waren we bang hoor!
Het verhaal van Lies Ekelmans - 94 jaar

Ik sliep nog op die 10e mei van 1940. Het geknal van afweergeschut en het vliegtuiggebrom wekten me rond een uur of vier. Hitler had weliswaar beloofd onze neutraliteit te respecteren, maar ik snapte meteen dat hij die belofte geschonden had. Verder had ik weinig benul van wat oorlog betekende. We merkten er trouwens die eerste jaren weinig van. Mijn vader had een gemengd boerenbedrijf met grasland langs de rivierdijk en binnendijks akkerland, en alle seizoensarbeid ging gewoon door. Op een boerenbedrijf kun je noodzakelijke handelingen als zaaien en poten nou eenmaal niet uitstellen!
Naarmate de jaren verstreken en het tij voor de Duitsers keerde, zagen we natuurlijk wel die enorme aantallen Engelse bommenwerpers en jachtvliegtuigen, die het op het Ruhrgebied gemunt hadden. De Waal was een uitstekende wegwijzer. We keken nogal eens omhoog. In 1943 was ik op de akker aan het werk, toen zo’n bommenwerper brandend op de terugweg boven Kedichem in stukken brak en omlaag stortte. Alle zeven bemanningsleden zijn daarbij omgekomen. Ook heb ik gezien hoe de Engelsen met lichtspoor- munitie zo’n Duitse V1 uit de lucht schoten. Voor die V1’s waren we bang hoor, die konden zomaar ineens neerstorten. Er is er in het veld bij Asperen ook eentje neergekomen. Maar het was een mooi gezicht om te zien hoe deze werd neergehaald, met al die blauwe en groene lichtsporen in de lucht.
In januari 1945 kregen we in de voorkamer inkwartiering van maar liefst zeven Duitsers. Geen kwaaie lui, ze lieten alles keurig achter toen ze weggingen. Één van hen, een zekere Müller, hielp ons zelfs bij het dorsen, dat moest in die dagen allemaal handmatig want we hadden geen stroom meer. Koeien melken in de donkere wintermaanden gebeurde bij het schaarse licht van een paar stormlantaarns. We hadden vaak ook niets meer te roken en die Duitsers deelden hun shag met ons.
Ik had, omdat ik in de voedselproductie werkte en ook voedsel transporteerde met paard en wagen, een Ausweis waardoor ik gevrijwaard was van dwangarbeid in Duitsland. Daarmee ben ik de oorlogsjaren ongehinderd doorgekomen. Maar vrij waren we niet. Op een avond stonden we in de schemering met de buurman te praten. Het was al spertijd, na achten dus, maar we dachten dat we daar wel een beetje de hand mee konden lichten. Ineens komt er zo’n Duitser in veldgrijs aan: ‘Was machen Sie auf der Strasse?’ Wij: ‘We maken een praatje met de buurman.’ Om kort te gaan: we moesten ons persoonsbewijs inleveren en kregen orders, ons de volgende morgen om acht uur stipt bij de Ortskommandantur in gebouw Kerkestein in Herwijnen te melden. Daar konden we de hele dag hout zagen! Die Duitsers had- den, net als wij, gebrek aan brandstof en op deze manier hadden ze goedkope mankracht om voor hun brandhout te zorgen. Een echt beroerde dag was het overigens niet. Er liepen wat oudere militairen die allang genoeg van de Krieg hadden en we mochten regelmatig op ons hakblok zitten om een sigaretje te roken.
Echt schokkende herinneringen heb ik niet. En zeker als je bedenkt dat veel jonge mannen van mijn leeftijd als dwangarbeider hebben moeten werken of hebben moeten onderduiken, heb ik het eigenlijk heel goed gehad. Maar toch was het geen fijne tijd: er was tekort aan van alles, je had geen fiets, of eentje met massieve banden, je moest elke avond op tijd binnen zijn, alles was donker want er was geen stroom. En natuurlijk heb ik in de laatste hongerwinter de enorme ellende van al die mensen uit de grote steden gezien. Er sliep elke nacht een heel koppel in onze schuur en mijn moeder kookte in een grote ijzeren pot tarwemeelpap voor ze. Die schrokten ze dan weg, zo’n honger hadden ze. En vaak werden ze er dan weer ziek van, omdat hun maag niet meer aan stevig eten gewend was.
Meer verhalen vind je in de zes Keuze Vrijheid Buitenexposities in Bemmel, Elst, Ommeren, Opheusden, Tiel en Wamel. Kijk bij ‘Keuzevrijheid verhalen’ in het menu.