Mijn fiets was ik al na twee dagen kwijt!

Het verhaal van Arie de Groot - 89 jaar

"Heel de Scheveningse bevolking moest gedwongen vertrekken. En er was niets voor ons geregeld."
Job Boon

Hoe komt een Scheveninger in Buren? Ik kreeg in 1944 een oproep om als dwangarbeider in Duitsland te komen werken. Daar had ik geen zin in! Ik besloot onder te duiken. Aanvankelijk probeerde ik dat in de Noordoostpolder, maar het lukte me niet om daar een onderduikadres te vinden. Daarop ben ik naar mijn oudere zus Bep gegaan die in Geldermalsen diende bij een gezin, waarvan de man contacten in het verzet had. Zo belandde ik in de zomer van 1944 bij de familie Boon in Buren. De familie Boon had een kruidenierswinkel aan de Markt. Overdag hielp ik daar gewoon in de zaak en bracht ik boodschappen rond. Om te slapen zou ik elke avond voor spertijd op de fiets naar de familie Brouwer in het veld gaan. Dat duurde echter maar twee dagen, toen werd mijn fiets al door de Duitsers gevorderd. De rest van mijn onderduiktijd heb ik dus moeten lopen. Ik had een vervalst persoonsbewijs, dat aangaf dat ik in 1927 geboren was i.p.v. in 1926. Daarmee ben ik die maanden in Buren tot de bevrijding prima doorgekomen. Het werd zelfs niet echt spannend toen in het voorjaar van 1945 een aantal Duitse officieren inkwartiering kreeg in de voorkamer bij Job Boon. Niemand heeft ooit lastige vragen gesteld.

Na de bevrijding ben ik zo snel mogelijk terug naar Scheveningen gegaan. Voor mijn moeder was de oorlog aanzienlijk zwaarder geweest dan voor mij. In 1942 was mijn vader na een ogenschijnlijk kleine operatie onverwacht op 54-jarige leeftijd overleden. En tot overmaat van ramp werden we in datzelfde jaar gedwongen om ons huis in Duindorp te verlaten, omdat de Duitsers met de aanleg van een grote anti-tankgracht begonnen. Dat was onderdeel van de zogenaamde Atlantikwal. Je leest daar in de geschiedenisboeken niet veel over, maar heel de Scheveningse bevolking moest gedwongen vertrekken. En er was niets voor ons geregeld.

Mijn moeder is aanvankelijk met mijn jongste broer Maarten bij familie in Den Haag beland. Daarna kreeg zij een paar kamers toegewezen in de Copernicusstraat in Den Haag, waar ze tot het einde van de oorlog gebleven is. Ons huis in Duindorp was na de oorlog een smerige ravage.

Mijn oudste broer Piet was door de Duitsers als dwangarbeider ingezet bij de Organisation Todt. Ook mijn broer Jan werkte als dwangarbeider, in Duitsland. Hij had niet willen onderduiken, zo kort na het overlijden van mijn vader, omdat hij bang was dat mijn moeder daar last mee zou krijgen. Die had al genoeg te dragen. Ik heb, twee jaar later, een andere afweging gemaakt en gelukkig heeft mijn moeder daar geen moeilijkheden om gehad. Maar wel verkeerde ze al die oorlogsjaren in onzekerheid over het lot van haar jongens.

Eenmaal weer thuis in Scheveningen kwam er al snel een verzoek uit Buren van een zoon van Job Boon of ik wilde komen helpen in zijn nieuw begonnen bakkerij. Mijn moeder zei: ‘Gaan! Die mensen hebben jou geholpen, nu moet je hen helpen!’ Dat heb ik gedaan, tot oktober 1946. Toen moest ik in militaire dienst en ik zwaaide pas in 1949 af. Toen wist ik nog niet dat ik in 1952 met een Burense zou trouwen!

Wil je het verhaal bekijken op de fysieke locatie? Plan je route en beleef het verhaal in de Keuze Vrijheid buitenexpo Buren. Of bezoek een van de andere buitenexpo’s.