Ik kon de hele oorlog ongehinderd doorwerken als smid

Het verhaal van Alie van der Meijden - 93 jaar

Toen de oorlog uitbrak, werkte ik al. Ik was smidsgezel bij Koos Nijssen in Kedichem. Die had ook een werkplaats in Heukelum waar ik vaak bezig was. Mijn grootste liefde was het beslaan van paarden. Dat ging de hele oorlog door, voor de smederij is altijd werk geweest. Wat wel lastig werd, was dat we op zeker moment geen stroom meer hadden. De blaasbalg moest weer handmatig bediend worden. Toen we voor de Duitsers moesten werken, heb ik een keer tegen een stel van die soldaten gezegd dat zij de blaasbalg maar moesten bedienen, zodat ik vuur had om mijn werk te doen. De keer daarop brachten ze Russische krijgsgevangenen mee die de hele dag aan de balg hebben gestaan.

Die mannen hebben toen geruime tijd in Kedichem in de smidse meegewerkt. We konden er goed mee opschieten, al verstonden we elkaar niet. Met de Duitsers konden we trouwens ook best overweg. Het waren geen SS’ers, maar gewone mannen zoals wij. Wij deden ons werk, zij het hunne.

Je kunt wel zeggen dat het in Heukelum de hele oorlogstijd tamelijk rustig is gebleven. Maar het merendeel van onze jonge mannen was, voor zover ze niet waren ondergedoken, in Duitsland te werk gesteld. Gek genoeg is mij dat nooit overkomen. Ik ben in 1941 opgeroepen voor de medische keuring, werd prompt goedgekeurd en kreeg bericht dat ik naar Duitsland moest. Maar ik ben niet gegaan. Daarna ben ik nog drie keer opgeroepen, maar ik ben altijd hier gebleven en heb ook al die tijd gewoon doorgewerkt in de smederij.

"Mijn andere broer Henk weigerde echter pertinent om voor de Duitsers te werken. "

Ik vermoed dat iemand op het gemeentehuis mij de hand boven het hoofd gehouden heeft, maar tot op vandaag weet ik het fijne er niet van. In elk geval was ik op zeker moment een van de nog zeer weinige jonge mannen in ons stadje. Als er een razzia dreigde of als daar geruchten over gingen, sliep ik voor alle zekerheid buiten in het veld, of bracht ik de nacht door in de steenfabriek. Mijn vader en één van mijn broers hebben in het veld bij Asperen schuttersputten moeten graven voor de Duitsers. Mijn andere broer Henk weigerde echter pertinent om voor de Duitsers te werken. Toen we op een dag gesommeerd werden om een transport paarden naar de Duitse grens te begeleiden, lopend heen en lopend terug, zei Henk: “Dat doe ik niet. Wat jij?” Toen zijn we er samen tussenuit geknepen, naar Leerdam, waar onze zuster Betje woonde. Bij de slagboom op de Notendijk stonden twee jonge Duitse soldaten. Ze lachten: “Haben sie Angst?” en vervolgens klonk het “laufen!”

De meest enerverende gebeurtenis was wel het nachtelijke transport van een koe. Mijn baas, de smid in Kedichem, had bij een boer in Heukelum een koe gekocht met de bedoeling deze clandestien te slachten. Hij vroeg mij om dat beest ’s nachts naar de overkant te smokkelen. Dus in die bewuste nacht ging ik met mijn neef Jacob en dat onwillige beest op pad. Het was ver na spertijd, dus we waren dubbel in overtreding! Op zeker moment hoorden we voetstappen. Wij dachten: een Duitser! Jacob, een nogal heetgebakerd type, fluisterde: “Als ‘ie alleen is, verzuipen we hem!” Ik ben wat bedaarder van aard, dus ik maakte wat sussende geluiden. Het bleek gelukkig om een goede bekende, Wim Goes, te gaan die een vergunning had om al zo vroeg in de morgen naar zijn werk te gaan. Hij heeft nog geholpen om de koe op de veerpont van Koos te krijgen en diezelfde morgen is het dier heimelijk geslacht.

Bang was ik niet, die hele oorlogstijd eigenlijk niet. Ik had de leeftijd waarop je dit soort dingen eerder spannend dan angstig vond!

Meer verhalen vind je in de zes Keuze Vrijheid Buitenexposities in Bemmel, Elst, Ommeren, Opheusden, Tiel en Wamel. Kijk bij ‘Keuzevrijheid verhalen’ in het menu.