Het verzekerde vertrek en de onzekere terugkomst

Interview met Hans van Marmeren, schoonzoon van Cornelis Borgstein

“Toen de trein vertrok, toen voelde we dat we weggerukt waren van onze bekende en vertrouwde wereld waar ons alles nu zo goed en mooi leek.”

Op 18 maart 1943 nam Cornelis Borgstein afscheid van zijn familie en vrienden om als dwangarbeider naar Duitsland te vertrekken. Hij ontving een doosje sigaren en een bijbeltje voor onderweg. Oorspronkelijk zou hij naar Leipzig gaan, maar hij wist zijn bestemming te verleggen naar Meurs, dichter bij huis. Dit deed hij door in Nijmegen op een eerdere trein te stappen, wat een risicovolle keuze was.

Cornelis Borgstein, bevestigd aan een Duitse grenskaart, 1943.

In Meurs werkte Cornelis als schilder onder zware omstandigheden. Hij kreeg af en toe verlof, maar werd tijdens een bezoek aan huis ziek en bleef 18 weken langer in Nederland. Na een herkeuring moest hij op 30 augustus 1943 terug naar Duitsland. De terugkeer naar de dwangarbeid viel hem zwaar, en na drie weken verlof besloot hij niet meer terug te keren en dook onder. Later meldde hij zich vrijwillig aan voor werk in Castricum bij de Duitse bouworganisatie Organisatie Todt. Hier werkte hij aan tankvallen en bunkers, maar kon hij maandelijks een weekend naar huis, wat hem de kans gaf bij zijn zwangere vrouw te zijn.

Overstapformulier voor de trein naar Leipzig

Zijn beslissing om in Nederland voor de Duitsers te werken leidde tot scheve blikken van anderen. Cornelis verdedigde zijn keuze door te zeggen dat hij liever in Nederland bleef dan terug naar Duitsland te moeten. Toen D-day plaatsvond op 6 juni 1944, hoopte hij op een snelle bevrijding, maar in plaats daarvan werden verlofdagen afgeschaft. Tijdens een alarm op de legerbasis werd hij met andere arbeiders opgesloten, maar het bleek loos alarm. De volgende dag ontsnapte hij en keerde terug naar Culemborg, waar hij onderdook en zwart werkte bij een schildersbedrijf.

De laatste oorlogsjaren waren zwaar. Door de spoorwegstaking in oktober 1944 verslechterde de voedseltoevoer, en de Duitsers traden strenger op. Mannen tussen de 17 en 60 jaar moesten spoorlijnen bewaken om sabotage te voorkomen. Op 10 november werden als vergelding voor sabotage drie boerderijen in brand gestoken. Cornelis schreef over de angst in Culemborg en hoe de bevolking gedwongen werd goederen in te leveren om een evacuatie te voorkomen. Op 22 januari 1945 werd zijn dochter Henny geboren en bracht hij de rest van de oorlog door met zijn gezin.

Cornelis had in Castricum en Culemborg een beter leven dan in Duitsland, waar hij moest overleven op zure, ongare koolsoep. Na de oorlog sprak hij weinig over zijn ervaringen.

Cornelis had zijn eigen manier om de oorlogsherinneringen te kunnen verwerken. Hij las voornamelijk oorlogsromans die gebaseerd waren op historische gebeurtenissen en verslagen. Helaas had dit eerder een negatief effect op Cornelis. Hij werd boos en verdrietig. Uiteindelijk verbood zijn vrouw hem die boeken te lezen, omdat het te veel herinneringen opriep.
Zijn verhaal laat de morele dilemma’s van oorlog zien: neem je het risico een andere trein te nemen? Duik je onder? Werk je voor de vijand om dichter bij je familie te blijven? Dit zijn keuzes waar pas antwoord op komt als men in die situatie verkeert.

Het handgeschreven verslag van Cornelis Borgstein

Interview met Hans van Marmeren schoonzoon van Cornelis Borgstein
Door: Jelle Vogelsang en Hidde Meenhorst

Wil je het verhaal bekijken op de fysieke locatie? Plan je route en beleef het verhaal in Tiel. Of bezoek een van onze andere verhalen.