Er waren ruim tweehonderd radio’s op zolder verstopt

Het verhaal van Gerard van den Berg - 81 jaar

In het jaar 1935 werden mijn 4 broers, mijn zusje en ik wees. Wij kwamen in het Weeshuis terecht, bij vader en moeder de Ridder, die voor in totaal negentien kinderen in uiteenlopende leeftijden zorgden. In de nacht van 10 mei 1940 werd Mien, de naaister van het Weeshuis, ’s nachts wakker van het geluid van vele vliegtuigen! Zij wekte op haar beurt de weesouders en dezen besloten onmiddellijk alle kinderen uit bed te halen. Daar stonden we ’s nachts in de hal, slaapdronken en verward. De andere morgen vroeg, rond 07.00 uur, stond het Rode Kruis voor de deur. Het Weeshuis moest onmiddellijk ontruimd worden! Wij werden zolang ondergebracht in verenigingsgebouw ‘De Harmonie’. Dat was behelpen, eten voor ruim twintig mensen koken op één butagasstelletje! Twee dagen later evacueerden we naar Montfoort. De jongens met vader De Ridder op de fiets. Onderweg moesten we bij Culemborg een greppel induiken om aan het Duitse vuur te ontkomen, maar we arriveerden heelhuids in Montfoort. Met vader en moeder de Ridder, 19 kinderen, het gezin van onze hovenier/ klusjes- man Hoogteijling en Mien, de naaister, in een veel te klein arbeiderswoninkje! Na twee dagen mochten we gelukkig terug. We hebben wel een week rommel moeten opruimen!

Het eerste oorlogsjaar verliep voor ons vrij rustig. Notaris Van Everdingen, lid van het curato- rium, had met de Duitse Ortskommandant stellige afspraken weten te maken: Er zouden geen Duitse militairen in het Weeshuis ingekwartierd worden. Dat is tot begin 1945 ook niet gebeurd. En er waren veel Duitsers in Buren! In de lagere school, in ‘De Harmonie’, en in de hooiberg bij de familie Rijnberk. In het tweede oorlogsjaar moesten op last van de Duitsers alle radio’s worden ingeleverd. Omdat het Weeshuis in principe niet door de Duitsers betreden werd, brachten veel Burenaren hun toestellen heimelijk daarheen. Vader de Ridder nam het risico en had op zeker moment wel tweehonderd toestellen op zolder onder een zeildoek staan.

Gerard met de weeshuisouders.

Een schokkende gebeurtenis was de plotselinge dood van vader De Ridder in maart 1943. Voor mij een traumatische herinnering, ik was getuige van de hartaanval die hem het leven kostte.Hij was een alom gerespecteerd mens, eerlijk en rechtvaardig. Na zijn overlijden wilde het Curatorium een mannelijke provoost aanstellen naast mevrouw De Ridder. Daarop dreigde zij op staande voet ontslag te nemen. Men ging overstag en onze weesmoeder heeft, met enige hulp van buitenaf en van de tuinman, tot 1953 voor ‘haar’ negentien kinderen gezorgd. Hulp kwam ook van Duitse zijde. De kok Heinrich gaf haar wekelijks een flink stuk vlees voor de kinderen. Hij wilde niet dat zij honger zouden lijden. Met het wegvallen van onze weesvader ontstond er iets meer ‘vrijheid’ voor de jongens. Daar maakten drie van hen, onder wie mijn broer Piet, op een dag in 1943 gebruik van. In de Nachtegaalstraat werden een aantal Duitse vrachtwagens geparkeerd en de jongens ontdekten al snel dat daarin van alles lag waarvan een jongenshart sneller gaat kloppen: bajonetten, verrekijkers, et cetera.

Ze klommen over de muur, gristen van alles onder het dekzeil vandaan en smeten dat de tuin in om het vervolgens in huis op te bergen. Dat kwam er echter niet van. Twee potige soldaten klommen over de muur, grepen het drietal en voerden hen mee naar het Groene Kruisgebouw in de Gasthuisstraat. Daar moesten ze zich spiernaakt uitkleden en rondjes lopen rond een tafel. Bij elke hoek stond een soldaat met een karwats! Zo doordringend was hun gegil, dat buurtbewoners alarm sloegen. Uiteindelijk zijn ze bloedend en wel teruggekeerd en nog wekenlang verpleegd.

Kort daarop hing er op de voordeur van het Weeshuis een bord waarop met grote letters: ‘Difterie! besmettelijk!’

Veel indruk maakte op ons ook het sterven van één van onze weeszusjes, Bertha de Smale. Zij overleed op 17 september 1944, terwijl de lucht vol was van vliegtuigen die bij de slag om Arnhem betrokken waren, aan een abces in haar keel, omringd door alle weeskinderen.

Tegen het einde van de oorlog werden toch nog acht officieren in de logeerkamertjes van het Weeshuis gehuisvest, vlakbij de meisjesslaapzaal! Uit voorzorg versjouwde Hoogteijling elke avond een reeks zware meubelen waarmee hij de gangdeur naar de meisjesslaapzaal afdoende barricadeerde! Omdat de heren nogal eens bij restaurant Beekman aan de Schnaps zaten, ver na middernacht in de olie terugkeerden en dan luidruchtig op de piano begonnen te tingelen, kregen de meisjes niettemin ernstig gebrek aan nachtrust. Mevrouw de Ridder riep ten einde raad de hulp van dokter Ouwehand in. Kort daarop hing er op de voordeur van het Weeshuis een bord waarop met grote letters: ‘Difterie! besmettelijk!’ Binnen een week waren de officieren vertrokken!

Wil je het verhaal bekijken op de fysieke locatie? Plan je route en beleef het verhaal in de Keuze Vrijheid buitenexpo Buren. Of bezoek een van de andere buitenexpo’s.