‘Mijn ouders leerden elkaar in extreme omstandigheden kennen’
Interview met Marjan te Riele over haar ouders Coby Braam- te Riele en Harry te Riele
Toen de Duitsers 6 oktober opdroegen dat de inwoners Gendt moesten verlaten, kreeg het gezin Braam in eerste instantie ontheffing omdat Moeke Braam sinds de bevalling van dochter Anneke last had van epileptische aanvallen. Maar uiteindelijk evacueerden de twee ouders toch, samen met het gewonde meisje Mientje Janssen dat na het bombardement op de kerk van Haalderen bij hen verbleef. Mientje werd naar het Elisabeths Gasthuis in Arnhem gebracht en van daar naar het noodhospitaal in het Kröller-Müller. Moeke en vader Braam gingen via Pannerden naar een voor Marjan onbekende bestemming.
Aan de Nijmeegsestraat blijven de thuiswonende zussen Braam (Coby van 21, Marijke van 19 en Anneke van (17) achter met Harry te Riele (22). Ook hun getrouwde zus Ethy (23) was met haar man Dolf Arends (28) bij dat gezelschap. Ze woonden sinds 1943 in Grave maar waren naar Gendt gekomen. Marjan: ‘Ze dacht de bevrijding te vieren bij haar ouders en was met haar dure spullen, waaronder haar bruidsjurk daarnaartoe gekomen. Door de gevechten konden ze echter niet meer terug’.
Later kwamen er nog twee onderduikers bij: de joodse Lo en verzetsman Wim Gransjean. Op 1 november maakten de achterblijvers een gat in de vloer om te kunnen schuilen in de kruipruimte: ‘das Loch’. Als het stormde konden ze zich buiten wassen aan de pomp. Het verblijf in het gat onder de vloer leidde tot spanningen en ruzies. Jongeren van de Hitlerjugend brachten een tijd in het huis door. Het schuilgat liep vol water.

Negen weken na het evacuatiebevel zat het gezelschap nog steeds in Gendt. Het eten raakte op, het was ijzig koud. “Ze zochten in het begin ’s nachts eten in de ruïnes van huizen. Toen het begon te sneeuwen, zouden de voetstappen in de sneeuw hen verraden’. De Duitsers waren al twee avonden bij het luik van das Loch geweest en hadden met hun geweerkolven op het luik gebonsd en geroepen: Aufmachen!’.
De tweede avond waren de Duitsers zelfs al begonnen met een poging het luik open te breken door de vloerbedekking ervan af te trekken. ‘Tijdens de zoekactie ging het luchtalarm af. Dat heeft de onderduikers en de familie het leven gered; ze zouden anders zwaar gestraft of gedood worden. De Duitsers moesten bescherming zoeken en gingen weg’. De nacht daarop schuilden ze in het gemeentehuis. Poepen deden ze eerst in een weckfles, later in een emmer.
Omdat de Engelsen naar verluidt al bij de steenfabriek in Haalderen waren, maakten de kinderen Braam met verzetsman Gransjean in de nacht van 7 op 8 december het plan om de bevrijders daar op te zoeken. Toen ze buiten kwamen, bleken de Duitsers de dijken te hebben doorgestoken: de polders stonden onder water. Dode dieren dreven in het water. Ze kropen naar de steenfabriek, soms onder prikkeldraad door waarin sommigen bleven hangen. Ze verscholen zich toen het licht werd, in een verlaten boerderij onder het hooi.
‘Ze waren koud en nat. De volgende nacht discussieerden ze: enkelen wilden zich overgeven aan de Duitsers. Ze besloten bij meerderheid die nacht niet verder te gaan. Duitsers onderzochten de volgende dag de boerderij; een Duitser struikelde over de voet van Marijke die uit de hooiberg stak. Hij stak met zijn geweer in het hooi, toen het luchtalarm afging. Hij moest zichzelf in veiligheid brengen. Opnieuw gered door het luchtalarm’.

De groep vertrok de nacht van 9 december. Onderweg maakten ze geronk van vliegtuigen, zoeklichten en passerende patrouilles mee. Aangekomen bij de steenfabriek, constateerde de verzetsman: deze was verlaten. Dus trok het achttal verder. Tegen de ochtend hoorde Lo Engels spreken. Hij liep met zijn witte vlag de dijk op. De Engelsen waren stomverbaasd toen er even later nog zeven mensen aankwamen. Onherkenbaar besmeurd. De Engelsen vermoedden dat ze spionnen waren en brachten hen de volgende dag met een bootje naar de commandopost in Nijmegen. Daar werden ze apart opgesloten, omdat de Engelsen het niet netjes vonden mannen en vrouwen samen op te sluiten. ‘Terwijl ze al die tijd in Gendt samen in de kleine ruimte hadden gezeten! De mannen waren bang dat de vrouwen iets zou overkomen en hebben net zo lang met hun eetgerei op de buizen getikt tot ze weer bij elkaar werden gelaten’.
De acht werden verhoord, konden op een stafkaart aanwijzen hoe de situatie in Gendt en Haalderen was. Vier dagen later werden ze vrijgelaten en naar het klooster in Hees gebracht waar ze werden ontluisd en ontsmet. Haar vader en moeder, inmiddels een stel, zijn daarna vermoedelijk naar zijn ouders in Utrecht gegaan. ‘Ze hebben elkaar in extreme omstandigheden leren kennen. Mijn moeder had mijn vader ook beloofd, mocht hij omkomen, om zijn ouders te informeren over zijn laatste ogenblikken’. Het paar heeft waarschijnlijk de rest van de oorlog niet bij de Te Rieles hebben doorgebracht. ‘Zijn ouders vonden mijn moeder te dorps’. Waar wel? Marjan weet niet.
Toen ze in april 1945 terugkwamen, bleek het huis van de familie Braam vernietigd. Alleen de schuur stond er nog; die werd ingericht als woning. Alles was leeggeroofd. De moestuin was omgewoeld, maar daar troffen ze nog het zilveren bestek aan, waaronder het heilige communiebestek van Coby. Pas 13 december 1948 konden ze hun nieuwe woning op dezelfde plek betrekken.

Marjan herinnert zich, dat haar ouders in haar jeugd pertinent niet naar Duitsland op vakantie wilden. ‘Mijn moeder overhoorde ons bij huiswerk, maar niet bij de Duitse woordjes’.
Haar vaders dagboek – ‘Een klein bruin schriftje – mocht ze tijdens zijn leven niet lezen. Nadien heeft ze het diverse keren gelezen. ‘Daaruit sprak afschuw, verdriet dat mensen elkaar zoiets kunnen aandoen’.
Na hevige bombardementen op Haalderen schuilden veel mensen in de kerk daar. De Gendtse huisarts Burg vroeg tweedejaars Geneeskundestudent Harry te Riele om assistentie; net als Regina Gransjean (verpleegkundige B). Dominicaan Pater Piet introduceerde hen vanaf de kansel als de dokter en verpleegster.
In oktober 1944 werd de kerk weer zwaar gebombardeerd. Er zaten toen volgens Regina 350 vluchtelingen in. Te Riele zag twee gewonde zusjes: een meisje van 5 met een verbrijzelde arm en een meisje van 2 dat geen onderbenen meer had en bij wie de darmen naar buiten kwamen. Het oudste meisje werd door Te Riele naar de huisarts in Gendt gestuurd. Pater Piet bracht haar op de fiets, Dokter Burg voerde samen met zijn vrouw en Coby Braam een guillotine-amputatie uit. Net op tijd, want er was al sprake van gangreen. Het meisje bleef bij de familie Braam tot er vervoer voor haar was.
Met een kruiwagen bracht Te Riele het jongere meisje naar Gendt. ‘Ik herinner me zijn zin: De hele weg van Haalderen naar Gendt kon ik niet stoppen met huilen’.
Interview met Marjan te Riele 1957 over haar ouders Coby Braam- te Riele en Harry te Riele
Door: Ineke Inklaar
Wil je het verhaal bekijken op de fysieke locatie? Plan je route en beleef het verhaal in de Keuze Vrijheid Buitenexpositie Lingewaard. Of bezoek een van onze buitenexpo’s.